Toen we klein waren, och zo leuk, Eitjes rapen onder de beuk. Ook in de haag waren ze verstopt, Daarmee hadden onze ouders ons gefopt. Iedereen met watertandende monden, Zo ongeduldig en opgewonden. Ons moe zei altijd: "Hoor de klokken van Rome, vol jolijt." En dan na een jaar verlangen, Konden we chocolade eten, onbevangen.
Huidige waardering: 4.98 uit 28 stemmen
Dit gedicht is ingezonden door Dorine