Daar heb je de kleine jongen,
Turend, heel lang naar de lucht.
Hij maakt de gekste sprongen,
En slaakt dan een diepe zucht.
Waar blijven nu die dingen,
Waarop hij wacht al zo lang?
Hij hoort ze ook niet zingen,
En is zelfs een beetje bang.
Beter wat spelen in het zonnetje,
Op vaders groen gazonnetje.
Een paasbloem hier en eentje daar,
Moeder hangt de was op, er is geen gevaar.
Maar ziet hij daar nou niet....
Een haasje huppelen op de wei?
En ligt daar dan plotseling geen...
Enorm, reuzegroot, chocolade-ei?
Hij wrijft ongelovig in zijn ogen,
Maar toch is het allemaal heel echt!
De klokken zijn van Rome naar hier gevlogen,
Zo zeker als wat, de juf heeft het ook gezegd!