Ondanks de mooie lentekleuren,
Was niemand in staat de Paaskloek op te beuren.
Ze zat al weken te treuren,
Want nergens waren haar eitjes te bespeuren.
De Paashaas sprak de Paaskloek toe:
"Wat is dit toch voor een gedoe?
Ik zal wel nieuwe eitjes maken,
En jij, kloek, jij mag ze bewaken!
Desnoods werk ik de hele nacht,
En dan hou jij hier maar de wacht!"
De Paashaas had een plan bedacht,
Want met een beetje toverkracht,
Maakte hij een reuze groot ei!
Wat waren alle kindjes blij!
De Paaskloek was hen niet vergeten,
En iedereen kon chocolade eten!